Tussen zwart en wit – het verhaal van Mirjam Rampersad
Tussen zwart en wit – het verhaal van Mirjam Rampersad

Wie: Mirjam Rampersad, 59 jaar
Geboren in: Zeist
Woont in: Rotterdam
ROOTLESS
Mijn roots heb ik lange tijd niet gekend. Mijn moeder, een 22-jarige Surinaams-Hindoestaanse vrouw, pas twee jaar in Nederland, overleed tijdens mijn geboorte. Omdat ik een lichte huid had, werd meteen duidelijk dat ik niet het kind was van haar donkere vriend, die bij de bevalling aanwezig was en dacht dat ik van hem was.
De eerste drie maanden van mijn leven bracht ik door op een afgesloten ziekenhuisafdeling. Niemand mocht me zien, zolang onduidelijk was wie mijn vader was. Daarna werd ik overgebracht naar een kindertehuis, waar ik nog eens drie maanden bleef. Die eerste maanden zonder lichamelijk contact en liefdevolle aanraking hebben diepe sporen nagelaten. De basisbinding ontbrak, en dat heeft mijn hele leven doorgewerkt, vooral in relaties.
ADOPTIE
Na een half jaar werd ik geadopteerd door een keurig, streng gereformeerd gezin: zwarte kous, diep gelovig. Mijn jeugd was eenzaam. Ik voelde geen aansluiting in het gezin. Mijn adoptievader was streng, maar hield op zijn manier van me. Met mijn adoptiemoeder klikte het niet. Ze benadrukte telkens dat ik anders was. “Zo zijn wij niet,” zei ze, of: “Je bent net zo blond als jouw zusjes,” terwijl ik donker krullend haar had. Toen mijn opa, een gepensioneerd kapper, me op mijn twaalfde knipte kreeg ik een soort halve kroes, waar vooral mijn adoptiemoeder heftig op reageerde.
Mijn adoptieouders hadden gedacht geen kinderen te kunnen krijgen en adopteerden mij, samen met mijn negenjarige pleegbroer, die een zwaar verleden van misbruik met zich meedroeg. Niet lang daarna bleek mijn adoptiemoeder toch zwanger te zijn en volgden er nog twee biologische kinderen.
Ik groeide op in een wit dorp, zonder andere Surinamers. Mensen vroegen vaak: “Waar kom jij vandaan?” Maar ik had geen antwoord. Tijdens de Molukse kapingen in ’75 en ’77 werd ik uitgescholden voor ‘vieze Molukker.’
Gelukkig had ik een Indisch vriendinnetje bij wie ik vaak thuis was. Bij mij mochten vriendinnen nooit blijven eten, dat vonden mijn ouders niet gepast. Bij haar at ik voor het eerst nasi goreng. Die geur, die warmte, het gaf me een gevoel van troost, van thuiskomen. Ik voelde de rijst in mijn bloed. Nog steeds, als ik me rot voel, bestel ik nasi goreng van de Chinees.
MIJN ROOTS
Tot mijn zestiende wist ik niets van mijn achtergrond. Mijn adoptiegezin sprak nooit over mijn adoptie, een verboden onderwerp. Daardoor voelde ik me erg eenzaam en vanaf mijn twaalfde wilde ik weg van huis. Mijn pleegbroer was al uit huis gegaan, na veel ruzie met onze vader, en had zich aangemeld bij de marine. Ik had een goede band met hem en wilde hem achterna, maar op school werd me aangeraden vol te houden tot mijn zestiende, anders zou ik in een pleeggezin terechtkomen en dat wilde ik niet.
Ik had wel een goede band met mijn grootouders en op een dag ben ik naar hen weggelopen. Ze hebben met mijn ouders gepraat, hun geboden niet langer te zwijgen over mijn achtergrond en mijn adoptie. Dus toen ik thuiskwam, kreeg ik een envelop met daarin informatie over mijn moeder: haar naam en een foto.
Jetty Rampersad. Mijn moeder. Dit was een keerpunt in mijn leven.
Jaren later belde mijn adoptievader me plechtig op. Een vrouw uit Suriname had gebeld, ze dacht dat ik haar halfzus was. Zij bleek de dochter van de vriend van mijn moeder, met wie zij was bij mijn geboorte. Geen halfzus dus, maar via haar kwam ik wel achter de identiteit van mijn biologische vader: een Hollandse man. Ik had echter geen zin om contact met hem te zoeken.
In Nederland bleek ik ook een Surinaamse oom en tante te hebben. Ze ontvingen me met open armen. Zij hadden mij willen adopteren, maar dat werd destijds niet goedgekeurd omdat ze niet getrouwd waren. En ik hoorde dat de vriend van mijn moeder me naar Suriname had willen sturen, maar ook dat ging niet door. Bovendien hoorde ik dat ook mijn grootmoeder bij de geboorte van mijn moeder was gestorven. Vader onbekend, waardoor mijn moeder opgroeide in een weeshuis in Suriname.
Acht jaar geleden overleed mijn adoptievader. Voor zijn dood bood hij zijn excuses aan, dat heeft mij goed gedaan. Mijn moeizame relatie met hem is daardoor positief afgesloten. Ik heb altijd gevoeld dat hij van me hield, al hadden we een moeilijke relatie. Twee jaar geleden stierf ook mijn adoptiemoeder. Tot het einde keurde ze me af. Twee weken voor haar dood wilde ik langskomen, maar ze zei: “Ik heb geen zin om je te zien.” Ik heb het toen zo gelaten, voor mij was het klaar, ik heb geen contact meer met haar gehad.
Sinds zij gestorven is voelt het alsof ik eindelijk vrij ben om mezelf te zijn. De dochter van mijn Surinaamse moeder.
IDENTITEIT
Ik ben altijd een zwerfkei geweest. En ook al ben ik nu meer gesetteld, dat gevoel blijft. Die bodemloosheid zit diep. Tijdens corona leerde ik mijn huidige partner kennen. Dankzij hem voel ik me meer verbonden met Nederland.
Ondanks alles geniet ik van het leven, dankzij mijn van nature zonnige karakter. Dat heb ik, denk ik, van mijn moeder. Ik ben creatief, muzikaal en een geboren handelaar. Dat laatste herken ik als iets Hindoestaans. Misschien heb ik deels ook Chinese wortels, gezien mijn liefde voor Chinees eten.
Ik heb altijd het multiculturele opgezocht. Als schrijfster begon ik met Nederlandstalige boeken, maar daar lag mijn hart niet. Nu maak ik meertalige kinderboeken en kom mensen tegen die zich ontheemd voelen, net als ik. En ik geef hen wat ik zelf gemist heb. Als ik op een boekenstand zie hoe iemand straalt bij het zien van zijn thuistaal, voel ik verbondenheid. Dan denk ik: Voor jou doe ik dit.
Na mijn zestiende was ik jarenlang uit balans. Binding was moeilijk. Erkenning en herkenning werden een levenslange zoektocht. Ik ben met een Hindoestaanse vriendin naar Brits Guyana en Suriname gegaan, maar ook daar voelde ik me niet geaccepteerd. Te blank, en ze voelden meteen dat ik ben opgevoed door Hollanders.
In Nederland voelde ik me altijd het zwarte schaap. Tussen wal en schip. Mijn zoon, die een Hollandse vader heeft, zei ooit: “Jij hebt een hekel aan Hollanders. Jij discrimineert.” Misschien had hij gelijk. Een tijdlang klampte ik me vast aan mijn Surinaamse identiteit, ik hunkerde naar erkenning.
Op mijn 35e ging ik in de avonden naar de kunstacademie, waar ik voor een project portretten van gezichten maakte, half blank half zwart, slechts één oog zichtbaar, met de tekst: “I’m not white, I’m not black, lost between two cultures, nowhere home.” Dat vat mijn gevoel goed samen.
Pas nu, tegen mijn zestigste, voel ik me in balans. Ik ben niet wit en ik ben niet zwart. Ik ben mezelf.
#Zwerfkeien #Identiteit #Adoptie #Surinaams #OnzichtbaarVerleden #KunstAlsTaal #TussenTweeWerelden #Meertaligheid #RootZoektocht #KrachtVanErkenning #JettyRampersad #MirjamRampersad






