Van Iran naar Nederland: Een Levensverhaal van Revolutie, Vlucht en Identiteit

Van Iran naar Nederland: Een Levensverhaal van Revolutie, Vlucht en Identiteit

Wie: Damavand, 60 jaar
Geboren:  Gilan, Iran
Woont nu in:  Alkmaar, Nederland


ROOTS


Mijn opa aan moederskant kwam uit Bakoe, destijds Rusland. Bakoe was in die tijd een bruisende stad aan de Kaspische Zee. Het was beroemd om zijn olievelden en zijn mix van talen, culturen en religies. Als kind stelde ik me, terwijl mijn opa er verhalen over vertelde, die plek voor als een stad vol licht, bedrijvigheid en geurige theehuizen, met brede boulevards en een haven waar schepen uit alle windstreken aanlegden.


Eigenlijk moest zijn broer naar Iran voor een bezoek, maar die kon niet en zei tegen mijn opa: ‘Ga jij maar.’ Dus nam hij zijn zoon mee en vertrok. Maar toen brak de oorlog tussen Rusland en Iran uit, en kon hij niet meer terug. Hij bleef in Iran en trouwde met een Iraanse vrouw,  mijn oma, een zachte, wijze vrouw uit de bergen van Gilan. Ze kregen een zoon en drie dochters, waaronder mijn moeder. Zijn oudste zoon keerde later via Turkije en de Zwarte Zee terug naar Rusland, en daarna verloren we al het contact met hem. Mijn opa wilde ook niets meer van hem weten; hij voelde zich verraden.


Mijn vader groeide op aan de voet van de Damavand, de hoogste berg van Iran. Hij was een trotse man met ruwe handen, donker haar en een luide stem die altijd doorklonk. Voor mij is die berg, net als hij, altijd een symbool gebleven van kracht, volharding en uitzicht. Mijn vader was een top-timmerman en overtuigd socialist, fel tegen de bemoeienis van Engeland in Iran. Tijdens het bewind van Reza Shah zat hij twee of drie jaar in de gevangenis. Zijn ouders vonden daarna een vrouw voor hem, mijn moeder, maar hij wilde haar eerst zien, dus zocht hij haar op bij school. Mijn moeder wilde echter niets van hem weten. Ze zat nog op school, was bezig haar diploma te halen, en wist niet dat hun ouders al een afspraak hadden gemaakt. Toch trouwden ze en kregen mij, mijn twee zussen en mijn broer.


Mijn moeder had een stille vastberadenheid. Ze was klein van stuk, maar haar wil was groot. Ze gaf haar opleiding niet op, zelfs niet toen ze kinderen kreeg. Toen wij oud genoeg waren, ging ze verder studeren en haalde haar diploma tegelijkertijd met mij. Ze wilde lerares worden, maar mijn vader was daar op tegen. Toch gaf ze niet op. Ze kreeg een functie in een afgelegen dorpje, en ik vergezelde haar omdat het niet veilig was voor een vrouw om alleen te reizen. We reisden met de bus, door stoffige bergwegen en lange ritten, en ik zat naast haar om ervoor te zorgen dat ze veilig aankwam. Ze is altijd blijven lesgeven.


REVOLUTIE


Na de middelbare school had ik mijn pad al uitgestippeld. Alles was geregeld: ik zou naar Amerika gaan om daar verder te studeren. Mijn koffers stonden al bijna klaar, de papieren lagen op tafel. Maar toen ik achttien was, brak de revolutie uit. Alles veranderde, en mijn plannen verdwenen naar de achtergrond. Ik sloot me aan bij een groep vrienden, allemaal jong, vol idealen en vuur. We noemden onszelf socialisten, maar we lazen alles wat we in handen kregen: Marx, Khomeini, poëzie...


Die periode voelde magisch. De stad was onrustig, maar ook levend. We bewaakten de straten alsof het onze eigen wijk was. We brachten mensen benzine, sigaretten, warme woorden. Iedereen sprak met iedereen: socialisten, islamisten... Het maakte niet uit wat je dacht, zolang je bereid was te luisteren. De gesprekken waren open, intens, vol hoop. We lazen boeken met elkaar, tot diep in de nacht. Niemand dacht in hokjes.


Ik was een rustige jongen en hield me op de achtergrond. Zoals we in Iran zeggen: ‘Ik vertrok in de auto met de lichten uit.’ Wat ik deed, bleef ongezien. Maar ik wist wat ik deed, en waarom. Anderen waren minder voorzichtig, en dat werd vaak hun noodlot. Zo hadden drie klasgenoten tijdens de Shahtijd wapens gekocht, jachtgeweren. Ze wilden zich voorbereiden, 'voor het geval dat', maar werden opgepakt en gemarteld. Ik hoorde later hoe het was gegaan. Eén van hen, een stille jongen met altijd inkt aan zijn vingers, werd neergeschoten. De kogel raakte zijn ruggengraat, en hij overleefde het niet. 


OORLOG


Niet lang daarna moest ik twee jaar in militaire dienst. In het begin was het nog rustig. We voetbalden, we lachten, we hielden elkaar op de been. Maar na zes maanden begon de oorlog met Irak.


Ik hoefde niet naar het front vanwege mijn slechte rug en bleef in de barakken. Maar ook daar was het gevaar nooit ver weg. Eén keer hoorde ik iets boven me fluiten, alsof het een vogeltje was. Toen het geluid steeds dichterbij kwam, wist ik ineens: het is een bom en ik dook weg. Net op tijd. Een kleine schilfer schoot rakelings onder mijn lichaam door. Later vond ik hem terug, nog gloeiend heet. Het was een scherf van de bom. Als hij iets hoger was gekomen, was ik er niet meer geweest.


Wanneer ik gewonden naar de ziekenboeg moest brengen, zag ik ze liggen. De soldaten, de burgers, jongens van mijn leeftijd, vaders, broers. Sommigen kreunden, hun ogen dof van de pijn, anderen lagen roerloos, hun gezichten bleek en nat van het zweet. Overal lagen bebloede doeken, verbanden die al lang geen steun meer boden, en lichamen met gapende wonden. In de gangen stonden brancards dicht op elkaar, met daarop mannen die nog ademden, en anderen die wegzakten in stilte. De geur van bloed, jodium en angst bleef in mijn kleren hangen. Nu, in Nederland, krijg ik nog steeds diezelfde spanning in mijn lijf wanneer ik vuurwerk hoor. Dan is het weer oorlog, heel even.


VLUCHT


Tijdens de oorlog bleven de universiteiten gesloten, dus begon ik een eigen zaak. Ondertussen belandden steeds meer vrienden in de gevangenis, maar sommigen vluchtten over de bergen naar Turkije. Ik hielp waar ik kon. Ik leende geld uit, bracht geld naar Turkije voor vrienden, hielp mensen die moesten ontsnappen en reed ze naar veilige plaatsen. Tot ook ik door de geheime dienst werd gezocht.


Ik vluchtte naar Teheran en huurde daar een piepklein kamertje, slechts één vriend wist waar ik was. Mijn vader en vrienden werden intussen opgepakt en ondervraagd over mijn verblijfplaats. In die tijd sliep ik nauwelijks. Eén nacht werd ik wakker van een geluid dat ik niet meteen kon plaatsen. Mijn hart bonsde in mijn borst, want in het schemerlicht leek er iemand bij de deur te staan. Mijn slaapzak plakte aan mijn rug van het zweet. Langzaam wurmde ik me eruit, elke beweging traag en voorzichtig, alsof het geluid me kon verraden. Mijn adem hield ik in terwijl ik naar de deur sloop. Mijn hand trilde toen ik de klink aanraakte. Maar toen mijn ogen zich aan het donker aanpasten, zag ik het pas goed: het was slechts een schaduw, getekend door het flauwe licht van buiten. Toch bleef mijn hart nog lang tekeergaan.


Ik vluchtte op een nacht in stilte, met slechts een kleine tas op mijn rug. Mijn oude auto stond al dagen verscholen onder een afdakje, klaar voor vertrek. De stad lag donker en broeierig onder een sluier van spanning. Ik startte de motor met klamme handen en reed Teheran uit, zonder lichten, in het donker van de vroege ochtend. Mijn hart sloeg in mijn keel bij elk controlepunt dat ik passeerde. Buiten de stad werden de wegen smaller, stoffiger. Soms moest ik uren wachten aan geïmproviseerde grenzen, terwijl ik deed alsof ik iemand ging bezoeken. Uiteindelijk bereikte ik de bergen, reed verder langs steile paden en slingerwegen tot ik de grens met Turkije overstak. Daarna ging het verder, over scherpe bergpassen richting Ankara.


Daar woonde ik drie jaar in een vochtige kelder met andere vluchtelingen. De muren zweetten van het vocht, en de vloer was altijd koud. We sliepen dicht op elkaar, op dunne matrassen, en deelden alles: eten, kleren, verhalen. Als we honger hadden en er geen geld meer over was, gingen we naar de markt. Daar proefden we druiven, stukjes perzik, een stukje brood – wat we maar te pakken konden krijgen. Kopen konden we het vaak niet. Zittend op de stoeprand, met het sap van een granaatappel en het zout van olijven nog op onze vingers, deelden we wat we hadden en keken elkaar aan met een mengeling van uitputting en hoop.


We leefden in onzekerheid, maar langzaam groeide er iets in mij. Een drang om te helpen, om iets te doen met wat ik wél had. Zo werd ik woordvoerder voor de Iraanse vluchtelingen. Ik regelde scholen, ziekenhuisbezoeken, wat mensen maar nodig hadden. De VN kwam af en toe interviews afnemen en ik mocht naar Canada, maar dat wilde ik niet. Mijn hart lag bij mijn land, mijn plaats was bij mijn landgenoten. Maar mijn vrienden spoorden me aan om te vertrekken: 'je moet weg, dit is geen plek om lang te blijven.' En de vochtige kelder was niet goed voor mijn rug. Uiteindelijk liet ik me overtuigen en koos voor Nederland. Het afscheid was moeilijk en pijnlijk, want ik gaf hiermee de hoop op om ooit terug te keren naar mijn eigen land. Maar ik had ook hoop op een nieuw begin.


NEDERLAND


Eerst zat ik in een asielzoekerscentrum in Zeeland, een oud ziekenhuis in slechte staat. We sliepen met drie of vier man op een kamer, en als je douchte, stond het water tot je knieën. Bovendien kregen twee van mijn kamergenoten ruzie. De ene jongen nam telkens meisjes mee, dan ging ik maar even naar de tv-kamer. De ander vond dat echter ongepast. Ik bleef er maar kort.


Daarna kwam ik in Amersfoort terecht, op een camping. We sliepen met drie à vier mensen in een caravan. Uiteindelijk kreeg ik een asielzoekershuis in Alkmaar, dat ik deelde met vier anderen. Ik wilde Nederlands leren, zodat ik hier mijn toekomst kon opbouwen, maar het duurde tot ik mijn verblijfsvergunning had voordat ik met de taal kon beginnen.


Ik wilde hier verder studeren zodat ik Nederland tot nut kon zijn. Het UAF wilde me helpen met een universitaire studie computerkunde, maar ik kon de reiskosten niet betalen. In Santpoort-Noord vonden ze me te oud. In Alkmaar volgde ik uiteindelijk een opleiding elektrotechniek en deed twee jaar in één. Werk vinden was ook lastig. Bij het arbeidsbureau vonden ze me te oud, en pas na een half jaar vond ik een baan. We moesten in de hete machinekamer werken, maar mochten geen water halen. Ook mochten we tijdens werktijd niet zitten, en dat was niet goed voor mijn rug. Uiteindelijk vond ik mijn huidige werkgever, en daar werk ik nu al lange tijd.


FAMILIEBANDEN


Pas na jaren kon ik weer contact opnemen met mijn familie in Iran. Ik ontmoette mijn vader in Turkije, na jaren van stilte en afstand. We stonden eerst even tegenover elkaar, alsof we de realiteit niet durfden geloven. Toen opende hij zijn armen en viel ik er in. We huilden allebei, zonder schaamte. Omstanders vertraagden hun pas, keken even op, en knikten zacht, alsof ze wisten: dit is een vluchteling. Dit zijn een vader en zijn zoon.


Ik liet hem daar alles ervaren wat hij in Iran had moeten missen. Het was de laatste keer dat ik hem zou zien, kort daarna overleed hij. Mijn moeder zag ik in Bahrain, samen met mijn zus en tante. Ze stond daar ineens voor me, kleiner dan ik me herinnerde, maar met dezelfde warme blik. Ik drukte haar hand in de mijne, bracht haar vingers naar mijn voorhoofd zoals ik vroeger als kind deed. We omhelsden elkaar lang, zonder woorden. Alles wat gezegd moest worden, zat in die omhelzing. Het was een weerzien vol verwarring, herkenning en liefde. Vreemd en vertrouwd tegelijk.


Later leerde ik via een gemeenschappelijke vriend een Iraanse vrouw kennen. Ze woonde nog in Iran, en omdat ik niet naar Iran kon en zij niet naar Nederland, spraken we af in Turkije. We wandelden door de stad, aten simit op een bankje, praatten tot laat in de avond. Alles voelde licht, vanzelfsprekend. Daarna reisden we meerdere keren naar Turkije om elkaar te zien. Ankara werd onze stad. We ontmoetten elkaar in kleine theehuizen waar de stoelen wiebelden en het glas altijd besloeg van de warmte. We wandelden door de oude straten van Ulus, tussen marktstalletjes met gedroogde kruiden, gebrande noten en boeken in alle talen. Soms zaten we in het park bij het etnografisch museum, keken naar kinderen die rondrenden en ouderen die op houten bankjes backgammon speelden. ’s Avonds aten we samen in eenvoudige restaurantjes met witte tegels en felle lampen, deelden een bord rijst, kebab, en zure augurken. Daarna liepen we hand in hand door de koele avondlucht, luisterend naar de geluiden van een stad die nooit helemaal sliep. Elke ontmoeting was kostbaar, en elke afscheid zwaar. Maar we wisten: dit is echt. Uiteindelijk trouwden we daar, in een klein kantoortje, met een getuige van het vluchtelingencentrum en een ambtenaar. Daarna kwam ze met mij naar Nederland en kregen we een zoon.


IDENTITEIT


Mijn zoon is hier geboren en opgegroeid. Ik voed hem vrij op. Hij kan zelf kiezen wat hij wil geloven. Hij moet zijn eigen levenservaringen opdoen voordat hij kan kiezen. Ik ben moslim, maar ik ben tegen dogma’s. Ik kies mijn eigen pad. Zo ben ik gestopt met de Ramadan. Mijn zoon mag ook zelf onderzoeken, lezen, leren van vriend én vijand. Wat hij kiest, is zijn keuze.


Ik ben boven alles een Iraniër. In Nederland voelde ik me welkom, ik hou van de vrijheid en de veiligheid hier, maar ik mis ook mijn vrienden, mijn familie, mijn land. Maar ik kan daar nu niet wonen, dan word ik weer opgepakt en dat is een risico voor mijn familie en vrienden. En ik moet aan mijn zoon denken, zijn leven is hier. Maar dit weet ik wel: ik wil niet sterven. Ik wil mijn mensen helpen.


Ik heb zoveel meegemaakt, ik heb zoveel verloren zien gaan, dat ik nu weet: het paradijs is hier. In het hier en nu. In het kunnen genieten van waar je bent.


I dream a world where man
No other man will scorn,
Where love will bless the earth
And peace its paths adorn
I dream a world where all
Will know sweet freedom's way,
Where greed no longer saps the soul
Nor avarice blights our day.
A world I dream where black or white,
Whatever race you be,
Will share the bounties of the earth
And every man is free,
Where wretchedness will hang its head
And joy, like a pearl,
Attends the needs of all mankind-
Of such I dream, my world!

Langston Hughes 

 

Gebaseerd op ware gebeurtenissen. Om veiligheidsredenen zijn namen en plaatsnamen aangepast.



#Zwerfkeien #vluchteling #menselijkverhaal #Iran #IranRevolutie #IranianDiaspora #RevolutieIran #identiteit #Damavand #vrijheid #familie #liefde #veerkracht #verhaalachterdecijfers #geschiedenis

Zonder woorden luisteren
15 mei 2025
Mijn grootmoeder vluchtte uit het oude Tsaristische Rusland, mijn grootvader ontmoette haar in Parijs toen hij op verlof was uit Nederlands-Indië. Wat hen verbond, was iets onzichtbaars: een stille gevoeligheid. Zonder woorden aanvoelen wat de ander nodig heeft. En zo leerde ook ik zonder woorden te luisteren. Later vond ik dezelfde verfijnde stilte terug in India, Istanbul, Japan en Korea. Over de kracht van aanvoelen en luisteren met je hart.
Groeien begint met de moed om naar binnen te kijken
13 mei 2025
Tijdens mijn tijd in Japan leerde ik over Naikan: zacht en eerlijk naar jezelf kijken — niet om te oordelen, maar om te begrijpen. Later ontdekte ik dankzij een Marokkaanse broeder dat ook in de islamitische traditie een soortgelijk pad bestaat: Muhasaba. Twee werelden, één wijsheid: groeien begint met de moed om naar binnen te kijken.
geëmigeerd
30 april 2025
Met een Indonesische betovergrootvader die naar Nederland emigreerde, emigreerde Iris zelf naar Parijs en uiteindelijk naar Brazilië.
De kracht van volhouden
28 april 2025
In Istanbul leerde ik over Sabr: geduld, vertrouwen en kracht, ook als de weg zwaar is. Tijdens mijn tijd in Japan ontdekte ik Ganbaru: onverzettelijk doorzetten, zelfs wanneer alles tegenzit. Jaren later, nadat mijn zoon de diagnose diabetes type 1 kreeg, begreep ik pas écht hoe diep deze wijsheden in je dagelijks leven kunnen wortelen. Twee werelden, één boodschap: moed is soms zacht en stil, maar o zo sterk. 🌿
Portret van Mirjam Rampersad, op zoek naar haar Surinaamse roots
26 april 2025
Mirjam Rampersad groeide op zonder te weten waar haar roots lagen. Geadopteerd door een streng gereformeerd gezin voelde ze zich altijd tussen twee werelden in. Pas als tiener ontdekte ze haar Surinaams-Hindoestaanse afkomst. Een verhaal over gemis, veerkracht en uiteindelijk: thuiskomen bij jezelf.
Nafs
10 april 2025
Na Dunya, de vergankelijke wereld, volgt de blik naar binnen. In de soefi-wijsheid heet dat Nafs (النفس) — de strijd met ons ego. Hoe vinden we rust te midden van onze eigen verlangens en onrustige gedachten?
Julia - Tussen Oost en West
10 april 2025
Julia groeide op in communistisch Rusland, in een zomerhuis vol herinneringen aan familie, eenvoud en verbondenheid met de natuur. Maar toen het systeem viel, verloor haar Indonesische vader zijn bevoorrechte positie. Als politieke vluchteling belandde het gezin in Nederland, met niets meer dan hoop op een nieuw begin.
WU WEI – DE KRACHT VAN MEEBEWEGEN
7 april 2025
Wu Wei (無為), een taoïstisch principe, leert ons mee te bewegen met de stroom van het leven. Soms bereik je meer door niet te forceren, maar door los te laten en het natuurlijke verloop te volgen.
When life gives you lemons
5 april 2025
Shōganai (しょうがない) staat voor de kunst van aanvaarden wat onderweg op je pad komt. Toen mijn oudste zoon op zijn tiende de diagnose diabetes type 1 kreeg, werd Shōganai onze manier om het leven leefbaar te maken. We konden het niet veranderen, dus konden we er maar beter het beste van maken.
Tawakkul
9 maart 2025
Op de veerboot over de Bosporus dacht ik aan mijn grootmoeder, die ooit op het laatste kolenschip vluchtte, in hangmatten boven de kolen, de laatste zonsondergang boven haar geliefde Rusland achter zich latend. Tawakkul (توكل) herinnert ons eraan: vertrouwen en overgave, weten dat wat voor jou is, jou zal vinden.
Meer posts